zondag 9 februari 2014

Hoofdstuk 3, opdracht 2: De brief van Anchesenpaämon


De brief van Anchesenpaämon

Beste Lindeämon,                          Egypte, 1337 v.Chr

Ik schrijf deze brief uit de gevangenis naar jouw. Je bent mijn beste vriendin, dus ik vind dat je moet weten wat er allemaal gebeurd is. Oké, ik ga beginnen met het verhaal.
Toetanchamon was verdwenen, het is een farao dus iedereen ging gelijk opzoek. Op een dag kwamen drie mannen met gestommel binnen, ze hadden Toetanchamon gevonden. Hij leefde niet meer, het ondenkbare was gebeurd! Vijf lijfwachten van Eje hadden hem ontdekt bij een rotsblok, hij moest daar met zijn hoofd tegenaan gekomen zijn, zeiden de mannen. Ik begon mezelf steeds meer vragen te stellen, volgens de arts zou het een jachtongeluk geweest kunnen zijn. Het paard zou geschrokken kunnen zijn van een dier en de berijder er hebben afgegooid. Maar ik geloofde het niet en vroeg aan Oeni of hij het hoofd had gezien. 'Nauwelijks, toen ik dichterbij wilde komen om het hoofd te kunnen bekijken werd ik opzij geduwd door Eje', zei Oeni. Ik kwam erachter dat de wond op zijn hoofd niet veroorzaakt kon zijn door een rotsblok, het moest door een scherp voorwerp gedaan zijn. Ik was ervan overtuigd dat hij is vermoord, Oeni moest de moordenaar opsporen, niemand kan de farao straffeloos vermoorden! Oeni kwam erachter dat Eje de dader zou zijn, hij vertelde dit aan mij en ik geloofde hem. Toen greep Eje de macht in en zette mij als koningin gevangen. Ik weet nu niet wat er verder is gebeurd met Oeni. Ik weet wel, dat het niet meer veilig was voor hem.

Ik hoop dat je snel de brief beantwoordt!
Met hartelijke groeten, Anchesenpaämon